Roodborst zonder voeten






In de tuin van nummer zeven
Staat 'n Roodborstje te beven

Hij tuurt ‘n beetje in ‘t rond
Met z’n oogjes naar de grond

Maar o jee, ze zijn verdwenen
Zijn twee voeten en hun tenen

*

Tja,
Z’n buik
Zit ook zo vol
Met zoete besjes
En staat zo bol
Van al zijn
Versjes

*

Dus houdt hij zijn adem in
Trekt zijn borst naar de kin
Kijkt omlaag ‘n tweede keer

En já …… daar zijn ze weer!

Klein, klein vogeltje









Als de dag
Zachtjes
Wakker wordt
Rinkelt daar
Jouw hoge
Belletje

Zie ik jouw
Helderblauwe
Petje gaan
Voorbij mijn
Vieze
Kamerraam

Met groot gemak
Keer jij
De wereld om

En schommelt
Maar wat
Op en neer
Onder aan
Die wiebeltak

Goedemorgen
Klein, klein
Vogeltje

Blijf je
Nog even
Hangen
Daar?
En kom
Toch
Morgen
Weer!

Slappe Vinkenslag













Dik de Vink
Heeft flinke last
Van de slappe
Vinkenslag

Hij zingt
En zingt
En slaat maar door
Net zoals
’t Zotte
Vinkenkoor

Van hoog
Naar laag
Zo gaat hij
Graag …
Duizend slagen
In ’t rond

Geen seconde
Zelfs geen
Hálve tel
Houdt hij
Zijn grote
Vinkenmond

Behalve als
Dik de Vink
Iets te happe
En te drinken
Mag …

Dan stopt hij
Snel …
Zijn slappe
Vinkenslag!

Luister hier naar de Vinkenslag

Opa Gaai










Op een ijskoude wintermorgen
Maakt opa Gaai zich grote zorgen
Want ai-ai-ai,
Hij is helemaal vergeten
Waar hij van de herfst
Zijn eikels heeft verborgen
En nu ...
Zit hij zonder eten

Hij vliegt in grote paniek
Naar het nest van dokter Snor
En shraikt: 'Sorry dat ik u stoor
Maar ik ben denk ik ernstig ziek
Mijn geheugen doet niets meer.'

Dokter Snor luistert naar zijn verhaal
En vindt het erg vervelend allemaal
Dus geeft hij zijn topreceptje mee:
Supereikels met hete winterthee

En zegt: 'Maakt u zich geen zorgen
Morgen weet u zeker weten weer
Waar u ze heeft verborgen!'

Informatie over de gaai

Vreemde Vogelaar







Hé jij,
In dat groene jack
Staar je soms naar mij
Door die kijker om je nek?

Je staat zo ijzig stil
Daar midden op de hei
Dat ik wel weten wil:
Wat zie je toch in mij?

Ja, ik kwam uit een ei
Is dat zo’n wereldwonder?
En nu zweef ik vrij en blij
- Oók niet zo bijzonder!

*

Maar ik zie iets wat jij niet ziet
Hij staat en staart daar maar
Welke vogel kent hem niet?

En dat ben jíj:
Jij Vreemde vogelaar!

Blauwe flits








Hé, wat vloog daar over de beek
Toen ik zojuist die kant uit keek?

Was het een straaljager
Maar dan wat lager?

Een vliegende kokosnoot
Of toch een speedboot?

Ach nee, het was ’n IJSVOGEL
Die voorbij schoot als een kogel.

*

Ssst, daar zit hij, op die dikke tak
Maar lijkt niet echt op z’n gemak.

Met zijn snavel naar voren als ‘n dolk
En zijn rug zo blauw als smurfenvolk

Duikt hij zeven seconden later
Plons, in het doorzichtig water.

En komt boven met ‘n .. vis
Oh, oh, wát een gebeurtenis!

*

Ik roep: Hé IJSVOGEL
Je brengt me van de wijs
Waarom eet je vis
En geen vanille-ijs?

En wat doe je hier,
In West-Europa?
Hoor jij niet
- Brrr Brrr -
op Antarctica?

*

Kijk daar,
Die blauwe flits.
Oh wauw,
Wat is hij blits!

Informatie over de ijsvogel

Zorro










Gisteren kwam ik Zorro tegen
In de hoge beuk onder de regen

Hij wandelde op z’n kop
Met z’n zwarte masker op

Omlaag langs de gladde stam
Op z’n gemak pa-pam pa-pam

Maar na ‘n meter of zeven
Bleef hij stilletjes kleven

En zocht in de kiertjes
Naar kevers en miertjes

Die hij snoepte - tevreden
Onderweg naar beneden

Toen tikte hij de grond
Keerde staart en kont

Draaide z'n grijze rug
En, echt waar …
Liep naar boven terug.

*

Gisteren kwam ik Zorro tegen
In de hoge beuk onder de regen

Maar helaas, je gelooft me niet
Dus wacht jij maar…
Tot je ‘m met eigen ogen ziet!


Informatie over de boomklever

Hip de Huismus



















Hallo, ik ben Hip
Hip de Huismus
En ík, Hip dus,
Ben dol op…
…KOFFIEKOEK

Dus hip ik hier
Over het terras
Op zoek
Naar zoete kruimels
En vind
Veel mooier nog:
Een héle…
…KOFFIEKOEK

Maar dan, o ai
Een zwaai, een tas
Au au, ‘n oplawaai

En …
Een vrouw die krast
Net als een kraai:
Scheer weg jij
Schooierjoch!

Die héle …
… KOFFIEKOEK
Met ál zijn kruimels
Die héle …
… KOFFIEKOEK
Die is voor MIJ!



Informatie over de huismus

Schreeuw van de spreeuw
















Om één voor acht zwermen duizend spreeuwen
Met hun witte spikkels door de Kerkstraat
Ze landen in hun vaste boom en schreeuwen:
‘Zet de tv nu aan, of we zijn te laat!’

En daar is hij, de baas van het journaal
Met zijn paars-groene veren nat van de gel
Spreekt hij keurig: ‘Goedenavond allemaal
Het is triest nieuws dat ik u vandaag vertel.’

‘Het gaat slecht met onze spreeuwenvolken
Ooit waren we nog met meer dan een miljoen
Maar toen kwamen er donk're onweerswolken
En nu moeten we het met slechts de helft doen.’

'Zonder weiland vol larven bij de boeren
Moeten we leven van wat etensresten
Terwijl die grote rovers zichzelf voeren
Met de liefste jonkies uit onze nesten.'

De baas van het journaal begint te beven
‘Wat is het spreeuwenbestaan toch bikkelhard!’
Hij huilt: ‘Hoe moeten wij dit overleven?’
En dan springt het televisiebeeld op zwart.

Uit de boom klinkt ongerust gekwetter:
‘Laten we snel voor een oplossing zorgen
Het moet nu echt klaar zijn met dat geëtter
We gaan actie voeren - en wel al mórgen!’

Dus de volgende ochtend omstreeks elf uur
Bazuinen duizend spreeuwen door de Kerkstraat:
‘Hang a.u.b. een spreeuwenpot aan uw muur
En voer ons eens wat extra zonnebloemzaad!’

Noot: ivm de huidige vogelziekte 'het geel' tot de herfst NIET bijvoeren. Zie: www.vogelbescherming.nl






Te bestellen bij Vivara

Informatie over de spreeuw

Drie verwende fuutjes



















Er drijven drie zebrapaden, kijk daar
Precies in het midden van de oude gracht
Ze roepen: 'Mama, mama, breng ons nu naar
De overkant. Harder, harder, niet zo zacht!'

Mama Fuut zucht naar de jonkies op haar rug
'Wat zijn jullie toch luie zebrapaden
Ik zwem van hier naar daar, heen en terug
En jullie liggen maar te zonnebaden.'

'Maar mama, dat heb jij ons zelf geleerd
Zo worden we niet te koud of te moe
Hier tussen jouw veren ligt 't niks verkeerd
Breng je nog 'n lekker visje naar ons toe?!'










Ze lacht: 'Vergeet 't maar, wat 'n domme vraag
Mijn haren zitten net netjes in de lak.
Zie hoe mooi: mijn zwarte pluimen en rode kraag
Laat papa maar vissen in zijn duikerspak.'

Waarop hij zegt: 'Dit is echt de laatste keer
Dat ik voor jullie lekkere visjes vang
Jullie zijn al weken geen baby's meer
En te veel door ons verwend, veel te lang.’

Maar daar willen de drie niets over horen
En duiken van mama's rug onderwater
Ze schieten als torpedo's, hup, naar voren
En komen weer boven - minuten later.

Met hele grote vissen in hun bek
Zwemmen ze zelf snel naar de overkant
En horen papa zeggen: 'Dat is niet gek,
Jullie lijken wel een visrestaurant.'

Mama vraagt: 'Mag ik bij jullie dineren?'
Maar ze peinzen er niet over, geen moment.
En zeggen: 'Je moet het zelf maar eens leren
Vissen vangen - anders raak je zo verwend!'

informatie over de fuut

Scholeksters naar schoolarts











Vanmiddag komt de schoolarts uit de stad
Om de oranje snavels op te meten
Van de klas scholeksters die op ‘t wad
De mosselen uit hun schelpen eten.

Dokter zet ze allemaal op een rij
Met hun snavels wijzend naar het noorden
Hij pakt er pen, papier en meetlat bij
En gebruikt allerlei moeilijke woorden

Terwijl de scholeksters ongeduldig staan
Te hupsen op hun dikke roze poten
O o zo bang voor wat zij horen gaan
Over wat de schoolarts heeft besloten.

Bij de een zegt hij: ‘Jouw snavel is té kort
Doordat je te veel snoept uit harde schelpen
Je moet op dieet zodat die langer wordt
Dat is het enige wat jou kan helpen.'

Maar bij de ander is die juist té lang
Dus draait de schoolarts ’t receptje om
Hij zegt: 'Je snavel is heel slecht, ben ik bang
Als je niet snel meer eet, dan groeit die krom.'

Alleen bij Scholekster tien is het beter
En zegt hij blij: ‘Jouw snavel is gewoon goed
Niet té lang of té kort, geen millimeter
Jij weet hoeveel schelpen je leeg eten moet!’

Waarop tien piept: 'Te-piet te-piet te-piet
Waarom mag ik nou niet ergens té van zijn?
Gewoon goed zijn wil ik helemaal niet
Ben ik misschien iets té groot of té klein?’

Als de schoolarts schudt met zijn zwarte kop
Springen de tranen haar rode ogen in
Ze te-piet te-piet: ‘Ik ben één grote flop
Te-piet te-piet, wat heeft ‘t nog voor zin?!’

Dokter kijkt geschrokken door z'n kleine bril
En roept: ‘Alsjeblieft, wees nu toch eens even stil!
Hier, jij krijgt van mij een kalmeringspil
Want je te-piet te-piet echt véél te veel!’

Luister hier naar te-piet'ende Scholeksters

Grote Mantelmeeuw Malloot













Op de Noordzee vist een meeuw naar makreel
En lijkt met de zwarte mantel om zijn lijf
Wel de sjieke koning van het zeekasteel

Maar ze schelden hem uit, de kleinere vijf
'Hé jij, Grote Mantelmeeuw, doe 's gewoon
Niet zo uit de hoogte, bekakt en zo stijf!'

Geschrokken stapt Meeuw vlugvlug van zijn troon
En ruilt zijn mantel voor een trainingsjas
En zet een pet op de plaats van zijn kroon.

'Nu lijk je net een voetballer eersteklas'
Lachen de vijf kleine meeuwen zich scheel
'Terwijl je geen bal kunt raken op het gras.'

Dan trekt Meeuw zijn jas maar uit. En is dus blóót
Als ze roepen: 'Doe je mantel aan, mallóót!'

Informatie over de Grote Mantelmeeuw

Kleffe Kauwen


Er staat een lantaarnpaal langs de A8
Waar ik nooit eerder zoiets mocht beleven
Als gisterenochtend omstreeks half zeven
Toen hij wat kauwde in haar verenpracht

En zij zijn vleugels streelde - babyzacht
Zelfs zuurtjes willen niet beter kleven
Dan de zoete zoenen die zij geven
Twee kleffe kauwen: wie had dat verwacht?

Maar vanochtend zitten ze ver uiteen
‘n Beetje kauwig voor zich uit te staren
Dus vraag ik aan meneer: Wat is dit nou?

Hij zegt: ‘Ze wil ‘n dag voor haar alleen
Zonder ons geknuffel op de lantaarn
Maar da's toch niks voor ‘n verliefde Kauw?!’

***
'Vrouw', roept Kauw
'Waar blijf je nou?
Kom toch gauw
Ik hou van jou!'


Informatie over de Kauw

Kleintje Nachtegaal op zangles













'Ik wil niet naar zangles'
Piept kleintje Nachtegaal
'Niet naar die ouwe bes
In haar kale klaslokaal'

'Maar je moet leren zingen'
Zegt mama heel streng
'Dat zijn van die dingen
Ook al vind je ze eng.'

'Maar, mama, luister toch 's
Zonder dat de juf mij hielp
Leerde ik dit liedje van Mus:
Tjielp-Tjielp-Tjielp-Tjielp!'

'En ik kan schreeuwen als de Gaai
Ben een Duif als ik koe-roekoe
Soms kra-kra-krijs ik als de Kraai
Of ben een Uil als ik oe-hoe-hoe!'

Mama begint van schrik te huilen
En brult: 'Wij zijn familie Nachtegaal
Geen gaaien, duiven, kraaien of uilen
Wij zingen in onze eigen taal!'

Kleintje zegt: 'Da's net Chinees
Waarom moet het zo moeilijk zijn
En zingen we niet als Mus of Mees
Een simpel saai en kort refrein?'

'Of, net zoals Koekoek en TjifTjaf
Onze eigen naam: Nách-te-gáál!
Of Du-del-jo-ho!, zo lekker maf
't Liedje van die gele Wielewaal!'

Maar mama zegt: 'Stop met zeuren
En luister goed naar de juffrouw.
Het moet toch een keer gebeuren
Dus leer ons liedje nu maar gauw!'

Kleintje is bang, juf kijkt zo nors
Hij zingt pardoes 't foutste wijsje
Gepikt van vriendje Geelgors:
'Ma-ma, ma-ma, ik wil een ij-sje!'

Luister hier naar de Nachtegaal
Kijk en luister:'Ma-ma, ma-ma, ik wil een ij-sje!'

Politiepimpel en Machomees













'H-halt, politie!' roept Pimpelmees
Naar Koolmees met z'n zwarte das
Die alle pinda's pikt bij ome Kees
En tekeer gaat als een wildebras

Maar Koolmees luistert niet
En gaat verder op boevenpad
In tuinen waar hij eten ziet
Kris-kras door de grote stad

Dus zet Pimpel de sirene aan
Om als een ware politieman
Achter de dief aan te gaan
Aiai, daar komt heibel van

'Wie denk je wel dat je bent?'
Lacht Koolmees hem keihard uit
'Je bent gewoon een pimpelvent
Die zijn hoogste liedje fluit!'

'Nee, nee, niet waar',zegt Pimpel
'Kijk maar 's naar m'n blauwe pet
Ik ben politiechef, dus is 't simpel:
Jij, Machomees, houd je aan de wet!'

Waarop Koolmees lacht: 'Goeie mop,
Maar ik ben in Mezenland de Baas!
Kijk maar naar mijn zwarte strop
En vlieg dan op, jij kleine dwaas!

'Of wil je 'n potje met me stoeien?'
Ja, dat wil hij zeker weten wel
Zo slaat hij Koolmees in de boeien
En sluit hem op in de mezencel!

Informatie over de Koolmees

Informatie over de Pimpelmees

Roversbende










(De Staartmees)

Help, ‘t bos zit vol met struikrovers
Geen twee, geen vijf, maar wel tien
Ze luisteren niet naar de klaar-overs
En spelen wie-niet-weg-is-is-gezien.

Ze verstoppen zich ergens in de grote den
Of hangen ondersteboven in wiebeltakken.
De kleinste poept wat af en roept: ‘Nou, èn?!’
En de dikste heeft net ‘n vette mug te pakken

Dan vliegen ze over: alle tien, 1-voor-1
Kleine pluizenbollen met ’n lange staart
Die kwebbelen over superdure schatten

Ze kijken op hun grote roverskaart
O jee, wat gaan ze nu weer jatten?
Wáár gaat familie Staartmees heen?

Informatie over de Staartmees

Meneer Bosuil is verliefd





Oe-hoe-hoe. Oe-hoe-hoe-hoeoeoe!
Joelt meneer Bosuil in de nacht
Wel tien keer, op volle kracht
Smoorverliefd en lang niet moe...

Probeert hij miss Bosuil te versieren
Met zijn liefdeslied en liefste knipoog
Maar oei-oei, ze kijkt heel boos omhoog
En roept: 'Jij daar, zit niet zo te klieren!'

'Houd op met joelen en wees eens stil!'
Ze draait haar hoofd rond om haar nek
En zegt: 'Alsof ik met jou verkering wil?'
'Haha, ik ben wel knap, maar niet gek!'

De rest van de nacht joelt meneer Bosuil van verdriet
'Oe-hoe-hoe-hoeoeoe, mooie miss Bosuil wil me niet!'

Informatie over de Bosuil

Boompieper de Stuntpiloot

Boompieper had vannacht een droom
Hij was de beste stuntpiloot van de hei
Hij schoot de lucht in vanuit zijn boom
En deed daar de knapste kunstjes bij

Zo maakte hij een driedubbele salto
Leek wel ’n achtbaan boven ‘t veld
Alle vogels bekeken zijn vliegshow
En joelden: ‘Boompieper, onze held!’

Dus toen hij wakker werd om half negen
Voelde hij zich echt ’n mega coole bink
Tot hij buiten keek. Oei, dat viel tegen
Er was niemand meer, zelfs geen Vink!

Maar Boompieper klom zonder klagen
Naar zijn startbaan op de hoogste tak
En steeg op met snelle vleugelslagen
Stijl omhoog naar het witte wolkendak

Totdat zijn vleugels niet meer verder gingen
Zijn maag draaide plots misselijk in ’t rond
En zijn stem stopte met al het vrolijk zingen
Ai, wat was hij bang, zo hoog boven de grond

Hij riep: ‘S.o.s. s.o.s., Boompieper in hoge nood!
Is er dan helemaal niemand die mij helpen kan?’
Even voelde hij zich de állerzieligste stuntpiloot
Maar toen opeens kreeg hij een heel slim plan

Hij spreidde zijn twee vleugels en zijn staart
Zo ging hij naar beneden - als ’n parachuutje
‘Zie! Zie! Zie!’ riep hij tijdens zijn slakkenvaart
En landde in de boomtop na een half minuutje

Maar, hé, wat hoorde hij daar op ‘t heideveld?
Alle vogels riepen: ‘Olé Boompieper, ónze held!’



Informatie over de Boompieper

Zwaluw en Kwik doen tikkertje





Informatie over de Witte Kwikstaart

Kwikstaart zit heel de dag al binnen
Zich de veren uit z’n lijf te vervelen
Maar hij weet niemand te verzinnen
Met wie hij buiten kan gaan spelen

Daar komt Zwaluw aan de deur
En vraagt: 'Zullen we tikkertje doen?'
Kwiks’ witte wangen krijgen kleur
Hij zegt mam gedag met ’n zoen

‘Jij bent ‘m!’, roept Zwaluw luid
En buitelt vrolijk door de lucht
Met stijve vleugels en witte stuit
Van hoog naar laag, in een zucht..

Vliegt hij langs de hoge kerktoren
Over het wilde water onder de brug
En Kwikstaart schreeuwt naar voren:
‘Zwaluw, wacht op mij, niet zo vlug!’

Maar omdat Zwaluw niet wachten wil
En Kwikstaart hem nergens meer ziet
Houdt hij zijn snavel en vleugels stil
En kruipt weg onder een dak van riet

Totdat Zwaluw hem roept, in paniek
‘Kwik, waar ben je nou gebleven?
Ben je soms verdwaald, of hoogteziek?
Toe, geef eens ‘n teken van leven!’

Dan ziet hij een lange staart kwikken
Op en neer - zwart met ’n randje wit,
En zegt: ‘Je hebt me laten schrikken
Maar nu weet ik weer waar je zit!’

Snel kruipt hij erbij onder ’t rieten dak
En Kwikstaart draait zich lachend om
Nu kan hij Zwaluw tikken met gemak
Vliegt dan weg en roept: ‘O-óliedom!’



Informatie over de Huiszwaluw

Merelman in oranje











Merelman doet wel erg vreemd vandaag
Hij vliegt naar binnen bij de groenteboer
Vraagt hem een bos oranje konijnenvoer
En eet de wortels op met ‘n luid geknaag

Dan vliegt hij naar de schilder verderop
Koopt er ’n blik oranje verf van twee liter
Dompelt z’n gele snavel erin. En sodemieter
Hij komt omhoog met ’n knaloranje kop

Waarop de schilder van hem weten wil
Krijg je soms bezoek van de Koningin?
Nee, zegt hij, ik zoek ’n knappe vriendin

Maar ‘t probleem bij al die merelvrouwen
Is dat ze met oranje snavels willen trouwen
Mij vinden ze niks, met mijn snavel zó geel.

Informatie over de Merel
En nog meer ...

Vergeet ’t niet: mijn naam is Fitis!



Boven: Fitis
Onder: TjifTjaf






Luister goed, mijn naam is Fitis
En al lijk ik nog zo veel op TjifTjaf
Ik ben vooral van alles wat hij niet is
Dus please, please, please, leer ’t af

Om mij als TjifTjaf aan te spreken
Omdat we beide kleine vogeltjes zijn
Dan heb je echt niet goed gekeken
En niet geluisterd naar mijn refrein

TjifTjaf duwt zijn kontje naar de grond
En heeft geen donk're maar lichte poten
Zijn koppie is als een tennisbal zo rond
En ík, ik zing véél meer mooie noten

Van hoog naar laag riedelt mijn lied
Hij kan alleen zijn naam maar fluiten
TjifTjaf TjifTjaf, meer kent hij niet
Luister maar ’s in de bosjes buiten

En weet je wel hoe ver ik vliegen kan?
Ieder jaar naar mijn winterhuis in Afrika
TjifTjaf droomt daar ook wel van
Maar komt nooit verder dan Europa

Ik ben van alles wat TjifTjaf niet is
Vergeet ’t niet: mijn naam is Fitis!


Bekijk ons 's op film:

Informatie over de Fitis
Informatie over de TjifTjaf

Rietgorsje zingt Van voor naar achter..















Rietgorsje zingt bij de rivier: ‘Van voor naar achter,
Van links naar rechts!’ En zwiept op zijn rietstengel
Als boze Buurman roept: ‘Hé jij daar, kleine bengel
Wat maak je weer veel herrie, kan het iets zachter?!’

Maar Rietgorsje zingt nog twintig keer harder door
En roept: ‘Dit liedje heb ik gister op school geleerd
Weet u, Buurman, ik ken het ook nog omgekeerd!’
Dat gaat: ‘Van rechts naar links, van achter naar voor.’

Maar Buurman heeft voor Rietgorsje een ander plan
Hij zingt zijn eigen liedje: ‘Één, twee … weg ermee!’
En trekt de rietstengel naar achter, zo ver hij kan.

Dan laat hij ‘m los en fluit: 'Drie, vier … hoepsakee!'
Zo schiet hij Rietgorsje naar de overkant van de rivier
En roept: ‘Ga daar maar zwiepen en zingen, níet hier!’

Informatie over de Rietgors

Bonte Specht is 'n grote uitslover













Ik ben de beste timmerman van het woud
Roept Bonte Specht door de hoge bomen
Ik heb in mijn berk een huis gebouwd
Waar geen specht van durft te dromen

Hij vraagt iedereen binnen door ’t gat
Om rond te snavelen in zijn holle berk
Er roept maar steeds: ‘Er is ruimte zat,
Kom toch kijken in mijn meesterwerk!’

Maar als er dertien spechten binnen zijn
Wordt de deur opeens op slot gedaan
En krijsen ze: ‘We vinden dit niet fijn,
Bonte Specht, doe snel ’t licht weer aan!’

’Dat lukt me niet’, zegt hij met bibberstem
‘Ik probeer het gat weer open te maken,
Maar er zit een dikke dennenappel klem.’
De spechten beginnen in paniek te raken!

Opeens horen ze buiten ’n kloppend geluid
Van tokker-de-tok-tok en tien harde tikken
Waarop ze terug kloppen: ‘Laat ons er uit,
We zijn zo bang dat we straks gaan stikken!’

Dan duwt iemand de dennenappel in ’t nest
En juichen de spechten: ‘Já, er is weer licht!’
Alleen Bonte Specht denkt: Dit is niet best,
Het is mijn vrouw - met haar booste gezicht!

Mevrouw Bonte Specht blèrt aangebrand:
‘En nu allemaal vliegensvlug wegwezen!
Het is hier geen vogelhotel met restaurant,
Zoals even verderop, bij de Pimpelmezen.’

‘En jij, grote grote uitslover van een vent,
Jij pakt nu voor straf je bijtel en je hamer
En laat me maar eens zien hoe goed je bent:
Over een uur wil ik een nieuwe zolderkamer!’

Informatie over de Grote Bonte Specht

Ruzie in Koetensloot














‘Maak dat je wegkomt!’ schreeuwt Meneer Meerkoet. Hij is ’t spuugzat. Al heel de middag pikt Buurman Koet met zijn witte snavel de mooiste waterplantjes uit de sloot om aan zijn kinderen te voeren. En nu pikt hij zelfs plantjes vlak bij hún nest, waar zijn drie eigen kleine koetjes luid piepend wachten op eten.
‘Blijf af, die plantjes zijn voor ons. Ga toch bij je eigen vuilnisbelt zoeken naar eten.’ Meneer Meerkoet wijst met zijn zwarte vleugel naar de berg drijvende takken even verderop, waaruit van alle kanten lege snoepzakjes, pakjes, blikjes en zelfs een plastic melkfles steken. ‘Dat is geen vuilnisbelt, maar ons huis’, koet Buurman boos en hoort zijn koetjes roepen: ‘Pápa, kom je … we hebben hónger!’

Buurman Koet pikt snel nog een paar kleine plantjes in zijn snavel en draait zich om om naar huis te gaan. Maar o jee, daar komt Mevrouw Meerkoet achter hem aan gerend: ‘Geef terug!’ Ze probeert de plantjes uit zijn snavel te trekken, maar Buurman is veel te sterk en trekt zijn bek niet meer open. ‘Ok, je vraagt erom’, zegt Mevrouw Meerkoet dan. Ze staat weer op uit het water en kijkt omlaag naar haar grijswit gestreepte voeten. Ze rent een rondje om haar buurman heen, klappert heel hard met haar vleugels, springt een klein stukje uit het water en dan … ‘Au’, krijst Buurman uit, ‘jij gemene rotkoet!’ Er loopt een dun streepje bloed over zijn witte voorhoofd.
Mevrouw Meerkoet begint te lachen en zegt: ‘Ik heb nu eenmaal de mooiste, langste én scherpste nagels van alle dames in deze sloot.’ Ondertussen raapt Meneer Meerkoet de plantjes bij elkaar die Buurman Koet van schrik uit zijn snavel heeft laten vallen. Maar precies als hij zich om wil draaien om ze naar zijn kinderen te brengen, hoort hij een enorm kabaal. Nu is het Buurvrouw Koet die over het water komt aanrennen.
Terwijl al het water om haar heen hoog opspat, roept ze: ‘En ík, ík heb de grootste én sterkste platvoeten van alle meiden in deze sloot!’ Ze springt bij Meneer Meerkoet op zijn rug en duwt zijn kop met haar grote linker platvoet onder water. Ze houdt ‘m daar net zo lang totdat hij de plantjes loslaat uit zijn snavel en ze door het water voorbij drijven.
‘Gaat ‘t, lieve Koet?’ vraagt Mevrouw Meerkoet bezorgd als haar man buiten adem boven water komt. Hij schudt ja, maar denkt nee. Hij is boos, ontzettend boos op Buurvrouw Koet. En roept: ‘Durf je wel, je buurman verdrinken met die lelijke grote platvoeten van je!’ ‘Ssst’, sust Mevrouw Meerkoet, ‘sst, doe maar rustig. Neem anders even een slokje water.’ Maar Meneer Meerkoet kijkt wel mooi uit en sist: ‘Zo lang zij in de buurt is, ga ik zelfs niet met het puntje van mijn snavel onder water. Mij te gevaarlijk.’

Ondertussen duwt Buurvrouw Koet haar man zachtjes met z’n kop onder water en spoelt het bloed van zijn voorhoofd. Ze zegt: ‘Kom, we gaan naar huis, naar onze kinderen.’ Terwijl ze naar hun nest zwemmen, zien ze de waterplantjes helemaal aan de overkant van de sloot drijven.
En dan opeens horen ze Mevrouw Meerkoet weer roepen. Niet boos dit keer, maar geschrokken: ‘Waar zijn onze kinderen?’ De drie meerkoetjes zijn niet in het nest, en ook in de verste verte niet in de sloot te vinden. ‘Koet, Koet en Koet, waar zijn jullie?’ roept meneer Meerkoet zo hard hij kan.
Buurvrouw Koet glimlacht naar haar man, die grijnzend zegt: ‘Ik zou ook weglopen met zulke ouders!’ Maar het lachen vergaat Buurvrouw en Buurman al snel als ze bij hun eigen nest aankomen. Het is óók helemaal leeg. ‘Oh nee, oh nee’, jammert Buurvrouw Koet, ‘onze kinderen zijn ook weg.’ ‘Koet, Koet en Koet, waar zijn jullie?’ roept Buurman Koet nu op zijn beurt door de sloot. Geen antwoord.

Even later zwemmen, rennen en vliegen Meneer en Mevrouw Meerkoet en Buurvrouw en Buurman Koet door de sloot. ‘Hebben jullie Reiger soms gezien?’, vragen ze ongerust aan elkaar. ‘Nee.’ ‘Nee.’ ‘Nee.’ ‘Nee, ik ook niet!’ Gelukkig zijn ze het daar tenminste over eens, want Reiger heeft vorige week van beide buren al een Koetje uit het nest gepikt en opgegeten.
Maar wat moeten ze nu doen? Stilletjes kijken de vier elkaar aan. En precies op dat moment horen ze uit de sloot verderop luid en vrolijk koetengejoel. ‘Ik hoor mijn koetjes’, roept Mevrouw Meerkoet. ‘En ik de mijne!’ koet Buurvrouw van geluk. En ook Meneer en Buurman halen opgelucht adem. Met z’n vieren tegelijk klimmen ze uit de sloot en rennen over het gras naar de volgende sloot.

Zes donzig zwarte meerkoetjes, met roodoranje snoetjes, sjezen daar spartelend door ’t water. ‘Tikkie, jij bent ‘m!’ roept Meerkoetje Eén tegen Buurkoetje Twee. En Buurkoetje Twee spurt achter Meerkoetje Drie aan. Zo hard dat hij over het water rent, zoals zijn papa en mama dat zo goed kunnen. ‘Let op, ik ga vliegen!’ roept hij dan heel stoer. Hij slaat zijn vleugeltjes uit, stuurt zijn koppie richting de wolken en strekt zijn voetjes naar achteren. En dan … pletsj, hij landt met zijn rode gezichtje op ’t water.
‘Doet ’t pijn?’ vraagt Meerkoetje Drie bezorgd.’ ‘Ja, au, mijn gezicht is gebroken!’ brult Buurkoetje Twee. Waarop Drie zich snel omdraait en naar hem toe komt zwemmen. Maar als ze vlak bij hem is, schiet Twee in de lach en raakt haar vleugel aan met zijn snavel: ‘Haha, gefopt! Tikkie, jij bent ‘m!’ Bulderend van de lach rolt hij over de leliebladeren in het water. En de andere meerkoetjes bulderen met hem mee. Alleen Meerkoetje Drie kijkt een beetje boos. Heel eventjes maar en dan schiet ook zij in de lach: ‘Hihi, jij bent toch best een grappige Buurkoet!’









Ze zouden wel heel de middag met elkaar willen spelen, de zes kleine meerkoetjes. Maar dan opeens zien ze hun vaders en moeders de sloot in springen.
-‘Wat komen jullie hier doen?’ vraagt Buurkoetje Eén.
-En Meerkoetje Twee vraagt: ‘Zijn jullie al klaar daar?’
-‘Waarmee?’, wil Meneer Meerkoet weten.
-‘Met ruziemaken en vechten, waarmee anders?’
-‘Niet zo brutaal, jij!’ spreekt zijn vader streng. ‘En nu alledrie mee naar huis.’

-‘En jullie ook’, zegt Buurvrouw Koet tegen haar kinderen.
-‘Wat gaan we eten dan?’, vraagt Buurkoetje Twee.
-Zijn vader denkt aan de knapperige waterplantjes die hij in de strijd is verloren en zegt: ‘Vandaag gaan jullie vandaag zónder eten naar bed. Voor straf, omdat jullie zijn weggelopen.’
Jammerend lopen de drie Buurkoetjes achter hun vader en moeder aan door het gras. Terug naar hun eigen sloot.
Iets verderop lopen ook de drie Meerkoetjes braaf achter hun ouders aan.
Maar als ze even later allemaal naar hun eigen nest zwemmen, draait Meerkoetje Twee zich om en vraagt: ‘Zullen we morgen wéér samen spelen?’ ‘Ja!’, roepen de andere vijf koetjes in koor. ‘Tot morgen!’

Informatie over de Meerkoet

Kuifmees verveelt zich

'Bah, bah, en nog eens bah, wat een saaie dag vandaag', moppert Kuifmees. Hij staart naar de lucht, maar ziet niets of niemand. De hele lucht is grijs van de wolken. Kuifmees ziet zelfs geen ganzen overvliegen.
Op drukke dagen wordt hij altijd een beetje verlegen van het lawaai uit hun grote snavels. Hij durft nooit iets terug te zeggen. Maar vandaag lijken de ganzen zelf verlegen, zo stil zijn ze. 'Of zullen ze zich expres voor mij verstoppen?', vraagt hij zich eventjes bezorgd af.

Kuifmees besluit dat hij geen zin meer heeft zich vandaag nog langer te vervelen. Hij gaat op de top van zijn dennenboom zitten en steekt zijn kuif hoog de lucht in. Dan begint hij zijn eigen lied te zingen:sie-sie-truulluul-truulluul. Eerst zachtjes, maar al snel steeds harder. Ondertussen schudt hij zijn zwart-witte koppie zo hard heen en weer dat zijn kuifje alle kanten op danst.
Hij schudt zijn vleugeltjes eens goed op en vliegt een rondje om de top van de boom. Dan vliegt hij naar de volgende dennenboom en maakt twee rondjes. Bij de derde boom drie, bij de vierde vier en bij de tiende vliegt hij wel tien keer rond. Totdat hij iemand hoort vragen: 'He, Kuifmees, wat ben jij aan 't doen?' Het is Eekhoorn.

-'Oh, niets bijzonders', antwoordt Kuifmees. 'Ik zat me een beetje te vervelen, dus ben ik maar rondjes gaan vliegen.'
-'Alleen?', vraagt Eekhoorn.
-'Ja, alleen. Dat is echt wel leuk, hoor!', roept Kuifmees vanaf boom elf.
-'Dus ik mag niet meedoen?'
-'Kun jij ook rondjes vliegen dan?', wil Kuifmees weten.
-'Uhm, nee, maar ik kan wel heel snel bomen op en neer klimmen.' Eekhoorn doet het een keer voor in boom elf. Waarop Kuifmees lachend roept: 'En nu nog tien keer!' Zelf vliegt hij snel elf rondjes en komt dan precies tegelijk met Eekhoorn bij boom twaalf aan en schreeuwt naar beneden: 'Wie het eerst bij dertien is!'

Maar Eekhoorn zit stil en fluistert: 'Ssst, ik hoor iets.' In de verte komen zeven ganzen aanvliegen.
-'He, wat zijn jullie aan 't doen?', vraagt de voorste gakkend.
-'Oh, niets bijzonders', antwoordt Kuifmees zachtjes en verlegen.
-'Mogen we meedoen?', vraagt Gans de Voorste.
-'Natuurlijk', antwoordt Eekhoorn stoer.
-'Wat moeten we dan doen?', gakken de ganzen in koor.

'Wat een domme vraag', denkt Kuifmees en roep zo hard hij kan: 'Maakt niet uit, verzin zelf maar iets leuks!'

http://www.vivara.nl/factfile_detail/id=23/kuifmees.html